Migratie in het museum – #museumhour

Iedere maandag tussen 21.00 en 22.00 uur is het op Twitter Museum Hour, een uur waarin museummedewerkers in gesprek gaan over uiteenlopende thema’s. Op maandag 25 januari 2016 was het thema ‘migratie’. Het was de dag waarop Europese leiders bij elkaar kwamen in het Scheepvaartmuseum terwijl Amnesty International aandacht vroeg voor het lot van de duizenden vluchtelingen die per boot de Europese kusten proberen te bereiken. De protestanten voeren langs het museum in een boot waarmee vluchtelingen het Italiaanse eiland Lampedusa hadden bereikt. Misschien kwam het door het thema van Museum Hour dat ik me afvroeg: zou het Scheepvaartmuseum het bootje en bijbehorend actiemateriaal in haar collectie op moeten nemen? Later las ik dat de boot door kunstenaar Teun Castelijn naar Nederland was gehaald. Hij wil er rondvaarten door de Amsterdamse grachten mee organiseren.

Interviewer en tolk ondervragen nieuwkomers bij aankomst op Ellis Island (Foto: Bibliothèque nationale de France via Europeana)

Interviewer en tolk ondervragen nieuwkomers bij aankomst op Ellis Island (Foto: Bibliothèque nationale de France via Europeana)

Het moet gezegd dat vrijwel alle deelnemers van Museum Hour een westerse achtergrond hadden. Toch werd er bewust geprobeerd om het onderwerp migratie zo breed mogelijk te benaderen. Al snel werd gesteld dat migratie zowel over immigratie als emigratie gaat. Zij die komen en zij die gaan. Ik vroeg me hardop af of er in Nederland een museum was dat aandacht schonk aan alle landverhuizers en gelukzoekers die van de Nederlandse kusten vertrokken naar de VS, Canada en Australië. De volgende ochtend meldde Museum Rotterdam direct dat zij op de nieuwe locatie de verhalen zullen vertellen van mensen die uit Rotterdam naar de VS vertrokken. Een collega uit Australië vertelde dat het Migration Museum in Adelaide ook de Nederlandse migranten niet over slaat. Nederlanders als nieuwkomers. Het zou interessant zijn om te vergelijken hoe er over hen wordt gesproken op plaats van vertrek, zoals Rotterdam, en plaats van aankomst, het nieuwe thuisland. Dat bracht ons op de meer algemene vraag: hoe vertel je het verhaal van de mensen die vertrokken? Belicht je het avontuur, die nieuwe toekomst, misschien wel de strijd om elders een nieuw leven op te bouwen? Of heb je het over de leegte die ze in het thuisland, bij familie en vrienden achterlieten?

Er werd gevraagd in welke musea historische migratie ter sprake kwam en ik  moest denken aan de nieuwe presentatie over het Romeinse Rijk in het Allard Pierson, waar culturele uitwisseling en migratie centraal staan. Ook dacht ik aan de tijdelijke tentoonstelling Zaankanters Bestaan Niet in het Zaans Museum, waar migratie juist als een continuüm werd gepresenteerd, iets van alle tijden. Ook kwam nationale migratie ter sprake. Migratie naar bepaalde regio’s, van het platteland naar de stad.

Uittocht, Belgische vluchtelingen, door Leo Gestel, 1914 (foto: Christie's via Wikimedia)

Uittocht, Belgische vluchtelingen, door Leo Gestel, 1914 (foto: Christie’s via Wikimedia)

In een Belgisch museum leerde ik over de duizenden Vlamingen die naar Nederland trokken om tijdens de Eerste Wereldoorlog de Duitse invasie te ontvluchten. Ik zag daar de spullen die ze mee namen, las correspondentie van moedeloze burgemeesters uit grensplaatsen die Den Haag om steun vroegen, en deze zelden kregen. Ik zag het handwerk van Vlamingen die in Nederlandse kampen moesten afwachten tot ze weer terug naar huis konden en las over Antwerpenaren die genadeloos naar huis werden gestuurd. Zouden deze verhalen niet ook in Nederlandse musea een plek moeten krijgen? Of zijn er al musea die hier aandacht aan besteden?

Noem je mensen gastarbeider, allochtoon, vluchteling of asielzoeker? Of neem je hun verhaal op in de canon van de Nederlandse Geschiedenis, zoals het Joodse meisje dat na 11 jaar in Nederland en zonder ooit de Nederlandse nationaliteit te hebben gekregen toch wel degelijk ‘onze’ Anne is?

Welke verhalen vertel je en waarover zwijg je? Wie bepaalt welke verhalen worden verteld?

Hoe maak je moeilijke onderwerpen bespreekbaar? En dan gaat het niet alleen over het verleden. Zouden lokale musea spandoeken moeten verzamelen die momenteel bij protesten tegen AZC’s worden gebruikt? Wie verzamelt de rijen polsbandjes die sommige vluchtelingen verzamelden terwijl ze van de ene noodopvang naar de ander werden vervoerd? Wie ontfermt zich over de oral histories van de medewerkers van het COA en de IND, de lokale ambtenaren die ineens eten stonden uit te delen in een gymzaal? Breng je vluchtelingen in de problemen als je hun verhaal verzamelt, voordat er uitspraak is gedaan of ze mogen blijven of niet? Is het ethisch verantwoord om nu al te verzamelen? Zouden het Rijksmuseum en het Nationaal Openluchtmuseum aan ‘rapid response’ moeten doen, zoals het Victoria & Albert Museum? Inmiddels heb ik al van één museum begrepen dat ze stappen ondernemen om onder andere zwemvesten van een Grieks eiland in de collectie op te nemen. Een eerste stap die nu genomen kan worden om te voorkomen dat in de toekomst het excuus “we hebben geen objecten in de collectie die dit verhaal vertegenwoordigen” reden is geen aandacht te besteden aan belangrijke onderwerpen.

Kortom, in een klein uur praten met internationale collega’s passeerden vele vragen de revue. Ik ga er de komende tijd op letten wanneer ik (historische) musea bezoek. Hoe wordt het verhaal van migratie, en dat van de migrant, in al zijn diversiteit in de Nederlandse musea besproken? Heb je een goed voorbeeld, of werk je in een museum waar dit een onderwerp van gesprek is? Dan hoor ik graag van je!

 

Een deel van de afbeeldingen bij deze blogpost komen uit de thematentoonstelling Leaving Europe: A new Life in America van Europeana.