We bezochten De Kunst van het Bewaren
Het Rijksmuseum Twenthe heeft zich tot taak gesteld de algemene kennis betreffende conservering en restauratie van museum objecten te bevorderen. Tevens wil ze de daarmee gewekte belangstelling te onderhouden en te stimuleren. Met het oprichten van de Stichting De Kunst van het Bewaren en het organiseren van de gelijknamige tentoonstelling, is het museum gestart met de ontwikkeling van tentoonstellingen en (educatieve) projecten voor een breed algemeen publiek over dit onderwerp. Bij de tentoostelling De Kunst van het Bewaren is een boek met gelijke titel uitgebracht. Toch wil het museum benadrukken dat het een kunstmuseum is, ondanks het feit dat er een accent op conserveren en restaureren wordt gelegd.
Waarom?
Het museum merkte de nieuwsgierigheid van bezoekers op, naar dat gene wat achter de schermen van het museum gebeurt. Niet alleen vanuit het museum zelf, maar ook vanuit het werkveld ontstond meer interesse in het toegankelijk maken van de informatie over conserveren. Voorafgaand aan de tentoonstelling heeft er geen marktonderzoek naar de behoefte aan deze tentoonstelling plaatsgevonden.
Inhoud
Het geven van een overzicht is de kracht van De Kunst van het Bewaren. Er wordt uitleg gegeven over de werking van apparatuur waarbij de technische ontwikkeling wordt getoond: van traditionele tot meest moderne, nog in ontwikkeling zijnde technieken. Zoals het gebruik van laser om schilderijen schoon te maken, een discutabele methode. De tentoonstelling is zo opgebouwd, dat het museum als instituut met zijn werkzaamheden als leidraad wordt gebruikt. Daarbij zijn vier museumberoepen ter illustratie gebruikt: de conservator, de restaurator, de bewaker en de technisch medewerker. Deze personen zijn duidelijk aanwezig in het museum zelf: het publiek kan hen zien of de resultaten van hun werk. Er worden vier thema’s behandeld, die worden geïllustreerd met passende voorbeelden uit het werkveld: transport, behoud, onderzoek en behandeling.
Het museum wilde een overzicht geven van de ontwikkeling van conservering/ restauratie, tevens moesten de werken die te zien waren een overzicht geven van de kunstgeschiedenis. Uit zoveel mogelijk perioden moesten de werken komen. Daarvoor moest ‘geshopt’ worden in depots van andere musea. Paul Knolle vertelt dat dit een merkwaardige ervaring was, omdat er normaliter gekeken wordt of het object in een degelijke conditie is voor opstelling. Musea hebben sportief meegewerkt. Men zou kunnen indenken dat musea niet graag hun werken in bruikleen geven die in matige/slechte conditie zijn, vanwege het gegeven: elk transport brengt risico’s met zich mee. De kunstwerken zijn immers niet in al te beste staat. Maar het zou kunnen voorkomen dat bezoekers en/of collega-instellingen denken dat het desbetreffende museum niet goed voor zijn erfgoed zorgt. Terwijl dat niet per definitie het geval is. Het Rijksmuseum Twenthe heeft er naar gestreefd om geen oordeel te vellen over de conditie van de objecten in de zin van het beleid van andere musea.
Niet alleen musea hebben hun steentje bijgedragen aan het realiseren van de tentoonstelling én het educatieve programma. Een aantal culturele instellingen én restauratieopleidingen heeft geholpen.
De tentoonstelling werd een succes. Veel mensen wisten van het bestaan. Er stonden goede recensies in Nederlandse kwaliteitsdagbladen. De themakeuze voor het Museumweekend 2005 is dan ook geen toeval. In 2003, het jaar van de tentoonstelling, was het bezoekersaantal tussen de 20 en 25 % gestegen.1) Er is geen significante stijging van het bezoekersaantallen in de opvolgende jaren gemeten. Toch durven Jolijn Peters en Paul Knolle te zeggen dat de naamsbekendheid en de bekendheid in het algemeen sterk is toegenomen. De bekendheid onder collega-instellingen is eveneens toegenomen, deze instellingen hebben de tentoonstelling bezocht.
Educatief project
Het educatieprogramma is een aanvulling op De Kunst van het Bewaren en richt zich op onderzoekstechnieken. Bij deze activiteit, een object-ontdek sessie waarbij gebruik wordt gemaakt van objectbeleving, worden er groepjes gevormd, die elk een kistje krijgen. In dit kistje zit een schilderij. De doelgroep is schoolkinderen uit groep vijf tot en met acht. Zij plegen onderzoek aan schilderijen met verschillende technieken, zoals uv-licht. De deelnemers moeten handschoenen aan alvorens ze het schilderij mogen aanraken. Aan dit schilderij plegen zij onderzoek met vier verschillende technieken.
Deze schilderijen zijn speciaal voor dit educatieve doeleinde gemaakt door de studenten van de SRAL. De voorwerpen zijn dus niet ‘echt’. Toch hebben de deelnemers handschoenen aan. Het dragen van handschoenen versterkt de beleving bij de deelnemers, ook gaat men voorzichtiger met de voorwerpen om.
De afwisseling van overdrachtsmiddelen is de kracht van het lesprogramma volgens Jolijn Peters. De object-ontdek sessie blijft beter – juist door de handelingen – in het geheugen van de deelnemer. Maar het is noodzakelijk dat er een theoretische basis wordt gelegd. Dit gebeurt op zaal door middel van een rondleiding. De uitdrukking ‘goed voorbeeld doet goed volgen’ is op dit project van toepassing. Doordat de museumdocent voorzichtig de te nemen handelingen voordoet, zijn de kinderen ook uiterst voorzichtig. Een gedegen inleiding is altijd noodzakelijk.
Conclusie
Het doel van de tentoonstelling lijkt geslaagd. Het museumpubliek heeft kennis genomen van het onderwerp conserveren en restaureren. Bovendien heeft dit initiatief geleid tot een trend in de museumwereld. Er worden steeds meer behoud gerelateerde publieksactiviteiten bedacht.
De indeling van de tentoonstelling geeft een goed overzicht van de technieken en ontwikkelingen op het gebied van conserveren/restaureren. De uitleg is goed en voldoende, maar helaas niet voor iedereen helemaal toegankelijk. Conserveren/restaureren is een moeilijk onderwerp, dat samenhangt van technische snufjes, scheikundige formules en vaktermen. Maar door het educatieve programma is het museum er in geslaagd de jongste bezoekers de mogelijkheid te geven de beschikbare informatie tot zich te nemen. Het museum heeft goed gebruik gemaakt van de voordelen van objectbeleving, namelijk het ervaren en beleven. Hierdoor blijft de informatie beter hangen en gaat niet direct verloren.
Bij dit programma wordt geen gebruik gemaakt van authentieke voorwerpen, maar door speciaal vervaardigde schilderijen. Toch lijken de schilderijen echt, omdat ze kwalitatief goed zijn. Doordat de schilderijen alleen gehanteerd mogen worden als men handschoenen aan heeft – dit verstrekt de beleving – lijkt het schilderij een ‘echt’ museumvoorwerp.
met dank aan Jolijn Peters (educatie) & Paul Knolle (conservator)
1) Maryse Otte, ‘Behoud, beheer, meer bezoek?’ Gelders Erfgoed 4/5 (2004) 19