Innovatie, het is een woord dat de laatste tijd veel gebruikt wordt in museumland, vooral in combinatie met de term ‘digitaal’. Er zijn stimuleringsfondsen voor digitale innovatie en musea die zichzelf ‘innovatief’ noemen, willen daar eigenlijk mee zeggen dat ze heel goed bezig zijn, voorop lopen. Maar is dat wel altijd zo? Waarom vinden we innovatie nodig (of juist niet)? En hoe doe je dat eigenlijk, innoveren?
1. Innovatie gaat over creativiteit, niet over de nieuwste gadgets
Een collega van mij vertelde laatst dat ze op een conferetie was over musea en technologie, waar een presentatie werd gegeven over het gebruik van Google Glass in het museum. Een museum had onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van Google Glass voor haar bezoekers en was tot de conclusie gekomen dat het apparaat de bezoekersbeleving helemaal niet verrijkte, zoals ze hadden verwacht. Sterker nog, Google Glass bleek waardeloos voor hun bezoekers en ze vertelden open en eerlijk over hun ervaringen en de uitkomst van hun onderzoek. Mijn collega, een academica, had met interesse naar de presentatie geluisterd en was geschokt door de reactie van veel museummedewerkers in de zaal: Verschillende aanwezigen vroegen waar ze ook een Google Glass konden krijgen. Dit wilden ze ook! “Maar hij had net met een uitgebreide praktijkstudie aangetoond dat Google Glass helemaal niet goed werkt in het museum,” sprak mijn collega verbaasd. Waarom waren er dan zo veel musea die er toch een wilden?
Dit is in mijn ogen een perfect voorbeeld van de verwarring rond het woord ‘innovatie’. Er zijn mensen die innovatie zien als ‘ iets doen met de nieuwste technologie’. Als je het nieuwste van het nieuwste je museum binnenhaalt, dan is dat de facto innovatief. Ik beschouw innovatie als ‘iets nieuws doen en daar, waar nodig, technologie bij gebruiken.’ Maar ik denk dat we nog een stap verder moeten gaan…
2. Innovatie is een middel, niet een doel
Zelfs als je weet dat het absoluut niet innovatief is om jezelf te omringen met de nieuwste gadgets, kan het nog zeer verleidelijk zijn om subsidiegelden binnen te halen onder het mom van ‘iets nieuws doen’. Laatst hoorde ik iemand zeggen: “Ik geloof niet zo in innovatie. Al die musea die steeds ‘iets nieuws’ willen.” En daar ben ik het mee eens. Ten dele. Innovatie is geen doel op zich, we moeten niet willen innoveren, omdat we continue iets
nieuws willen. Maar tegelijkertijd ben ik er van overtuigd dat musea altijd
beter kunnen en altijd beter zouden moeten willen. Niet omdat we het nu slecht doen, maar omdat het altijd beter kan. Of, zoals Nina Simon in dit
video interview zegt: “We are all broken, that’s not unique to museums.” De uitdaging is om onszelf te blijven vragen: Waar kan het beter? Wat hebben we nodig? Hoe kunnen we onze doelen bereiken? Door creatief met dit soort vragen om te gaan en open te staan voor verandering maken we innovatie mogelijk.
Innovatie is een middel om op een creatieve manier bestaande en nieuwe problemen op te lossen. Maar ‘innovatieve’ projecten die niet expliciet een doel voor ogen hebben, zijn weinig waard. Dat neemt niet weg dat experimenteren met nieuwe technologieën, enkel om te kijken wat ze kunnen, óók nuttig is. Door de kennis en vaardigheden van je collega’s te vergroten draag je ook bij aan de verbetering van je organisatie. Bovendien, als je niet weet hoe je een nieuw stuk gereedschap moet gebruiken, zal het vrijwel onmogelijk zijn om het succesvol in te zetten in een publieksproject. Neem dus de tijd om je digitale gereedschapskist uit te breiden en te leren gebruiken en blijf daarnaast op zoek naar nieuwe manieren om waar je goed in bent nog beter te doen, of om nieuwe mogelijkheden je museum binnen te brengen.
3. Innovatie is fouten maken en risico’s nemen
Dat brengt ons bij het volgende punt. Door het subsidiestelsel, de immer krimpende budgetten en de competitie die musea onderling misschien voelen, hebben we de neiging om te zeggen dat elk project fantastisch was en we het geweldig doen. Daarmee ontnemen we onszelf, als organisatie maar ook als sector, de kans om te leren van onze fouten. Gelukkig is er een kentering te zien. De term ‘failing forward’, vooruit falen wordt steeds vaker gebezigd. In 2014 begon de
Culture24 conferentie met de
Church of Fail, waarbij iedereen werd uitgenodigd zijn grootste falen met collega’s te delen. Ook tijdens de
Hacking Heritage expert meeting van Waag, in oktober 2015 werd regelmatig gezegd: “We hebben zó veel geleerd van wat we allemaal fout deden.” Durf fouten te maken en, belangrijker nog, durf je fouten te delen met je collega’s, in ieder geval binnen de eigen organisatie. Door te erkennen dat bepaalde dingen niet werken, oprecht nieuwsgierig te zijn
waarom ze niet werken, en keer op keer nieuwe ideeën te proberen, zul je tot innovatieve, succesvolle projecten komen.
Om vooruit te kunnen falen is nog iets anders nodig: risico. Geen museum zal tot oprecht nieuwe, innovatieve oplossingen komen, als ze niet het risico durft te nemen dat het wel eens helemaal mis zou kunnen gaan. Natuurlijk moet je niet je collectie verkwanselen voor een hip leuk evenement, of banen op het spel zetten met een investering die mogelijk grote winsten op kan leveren, maar een beetje risico kan geen kwaad. Vraag jezelf: wat is het ergste dat kan gebeuren? Kunnen we dat als organisatie aan? Is het antwoord ‘ja’? Probeer dan eens iets nieuws, neem kleine stappen en waag het erop. Er zou wel eens iets heel moois kunnen gebeuren en in het ergste geval heb je waarschijnlijk verdomd veel geleerd.
4. Innovatie is samenwerken en samen delen
Mooie innovatieve projecten, die een organisatie op de kaart zetten of een stap verder helpen, zijn doorgaans het gevolg van oprechte samenwerking binnen een interdisciplinair team. Het gebeurt nog te vaak dat individuele afdelingen aan hun stukje van een project werken en slechts af en toe samen komen om te kijken of alle stukjes van de puzzel nog aan elkaar passen. Twee van de kernwaarden van innovatie zijn kruisbestuiving en over de grenzen van je discipline durven kijken. Dat betekent ook dat je andere collega’s, met verschillende expertises en werkwijzen, in je eigen discipline toe moet laten.
Om goed samen te kunnen werken is het belangrijk dat alle leden van het projectteam zich veilig voelen. Samenwerken vraagt namelijk van je om je kwetsbaar op te stellen, om ideeën te delen die nog niet helemaal af zijn, om samen te brainstormen, te schetsen, te maken. Het is de verantwoordelijkheid van het management team en projectleiders om die veilige sfeer mogelijk te maken, maar het is de verantwoordelijkheid van alle projectleden om die veiligheid te creëren en in stand te houden. Accepteer kritische feedback van collega’s en let zelf goed op de manier waarop je jouw feedback aan collega’s geeft. Of, zoals ik ooit heb horen zeggen, gebruik de kracht van “Ja, en” in plaats van “Ja, maar”. Deel je vaardigheden en je kennis met collega’s en wees nieuwsgierig naar de expertise die zij met zich meebrengen. Accepteer andere werkwijzen en probeer eens technieken waar je niet vertrouwd mee bent, zoals schetsen of de bezoekerservaring uitspelen. Dát is innovatie.
Knippen, plakken en spelen tijdens een ontwerpsessie van het meSch project (foto: meSch project)
5. Innovatie is spelen
Wanneer je denkt aan het ontwikkel proces van van innovatieve digitale projecten, zie je misschien een tafel vol computers, kabels en gadgets voor je, of een vergadertafel waar mensen druk pratend aantekeningen maken op een whiteboard. In mijn ervaring ziet de ontwerp praktijk van innovatieve projecten er totaal anders uit. In plaats van een vergadertafel of een tafel vol computer nerds, ligt de tafel vol met pijpenragers, playmobile poppetjes, papier, stiften, klei en andere knutselmaterialen. De eerste keer dat ik zo’n ‘vergadering’ meemaakte, wist ik me niet zo goed een houding te geven. Ik kan niet tekenen, beschouw mezelf niet als een zeer creatief persoon en ben ook niet handig met klei. Al snel merkte ik gelukkig dat dat allemaal niets uitmaakte. Bij dit soort worskhops gaat het er namelijk niet om wie de mooiste bezoekers kleit, het gaat erom dat je je ideeën kunt visualiseren voor collega’s. Dit helpt hen om met je mee te denken of voort te bouwen op je concepten, maar het helpt jou ook om je eigen ideeën te toetsen en herzien. Het is veel makkelijker om samen iets te ontwikkelen, als dat wat je maakt (als concept) voor je op tafel ligt, in plaats van in woorden in de lucht hangt. Spelen is niet onprofessioneel. Spelen is cruciaal, als je tot nieuwe inzichten en ideeën wilt komen. Als je samen de organisatie beter, mooier, sterker wilt maken, zul je samen moeten spelen.
6. Innovatie is nooit ‘af’
Dit is misschien nog wel het meest uitdagende aspect van innovatie. Het is geen project dat je afrond, waarna alles weer als vroeger wordt. Als je tot doel hebt het museum continue te verbeteren en versterken, dan zal innovatie een continue proces moeten zijn, dat alle lagen van de organisatie raakt. Het vraagt structurele veranderingen van de manier waarop we (samen)werken, denken en praten over wie we zijn en wat we doen. Zoals ik eerder al zei, innovatie is een middel, dus heldere doelstellingen en een scherpe langetermijnvisie zijn onmisbaar, wanneer je succesvol wilt innoveren. Daarnaast moet er ruimte zijn voor verrassingen, veranderingen en flexibiliteit. Dat zal een impact hebben op hoe mensen hun werk doen en wat voor taken er binnen bepaalde rollen vallen. Gelukkig zijn grote organisatorische veranderingen niet perse meteen nodig. Innoveren kan op elke schaal en het is dan ook aan te raden om klein te beginnen. Elke reis van 1000 mijl begint immers met de eerste stap.