Kijken we langer naar kunst door selfies?

Het is niet vaak dat academisch museumonderzoek het nieuws haalt, maar onlangs kwam deze kop voorbij: Onderzoek: door selfies staan we langer voor een schilderij. Omdat ik meer wilde weten vroeg ik het originele (academische) artikel op. Het beschreef een uitgebreid onderzoek naar de tijd die bezoekers besteden bij het kijken naar schilderijen. En wat bleek? De conclusie van het academisch onderzoek was heel anders dan wat het populaire artikel impliceerde. Ja, de auteurs zagen dat veel mensen selfies maakten bij de kunstwerken die ze onderzochten, maar ze constateerden ook dat mensen die selfies met de objecten maakten vaak juist kort of vrijwel niet naar het object zelf keken. Verder zei het artikel dat mensen bij dit onderzoek gemiddeld 1,4 seconden langer naar kunstwerken keken dan tijdens het onderzoek 14 jaar geleden. Maar de onderzoekers gaven zelf aan dat dit verschil verwaarloosbaar was. Door selfies kijken we dus niet langer naar kunst, maar wat kunnen we wel leren van dit onderzoek en het misverstand dat is ontstaan?

 

Niet elk verschil is relevant

Het onderzoek bepaalde de gemiddelde kijkduur aan de hand van observaties van 456 bezoekers bij negen kunstwerken, gedurende een week in april. Bezoekers die 3 seconden of langer naar een werk keken werden geobserveerd. De gemiddelde tijd die bezoekers per werk kijkend doorbrachten was 28,63 seconden. Bij een soortgelijke studie in 2001 waren dezelfde onderzoekers op 27,2 seconden gekomen. Een verschil van iets meer dan 1,4 seconden. De onderzoekers stelden dat, statistisch gezien, dit verschil niet relevant was. Dit betekent dat hoewel de harde cijfers een klein verschil laten zien er over het algemeen niet gesteld kan worden dat de kijkduur de afgelopen 14 jaar veranderd is.

 

De (on)zin van een gemiddelde

Een gemiddelde lijkt een nuttig cijfer, maar wat betekent het eigenlijk? Een gemiddelde is betekenisvol als de uitkomsten van een onderzoek een gelijkmatige opbouw hebben. Is dit niet het geval, dan heeft het statischtische gemiddelde veel minder belang. In de praktijk betekent dat het volgende: Wanneer uit een onderzoek blijkt dat de meeste bezoekers zo tussen de 4,5 en 5,5 seconden voor een werk staan, dan geeft een gemiddelde van 5 seconden een redelijk globaal beeld van hun gedrag. Stel nu dat 50 mensen 3 seconde voor een werk staan en 50 mensen 7 seconden naar het kunstwerk kijken. Dan kom je opnieuw op een gemiddelde van 5 seconden, maar wat zegt dit gemiddelde werkelijk over het gedrag van bezoekers? Daarom geven de onderzoekers in dit artikel ook veel meer informatie dan alleen het gemiddelde. Uit deze informatie blijkt bijvoorbeeld dat de meest voorkomende tijdsduur 10 seconden is, maar dat er ook bezoekers waren die veel korter, of veel langer voor een kunstwerk stonden. De onderzoekers zelf twijfelen aan het praktisch nut van deze gegevens en benadrukken dat het bezoek als geheel beter bestudeerd kan worden, dan de tijd die bezoekers voor een specifiek object doorbrengen.

 

Tekstbordjes

Een detail van dit onderzoek dat niet het nieuws heeft gehaald vond ik veel interessanter. De onderzoekers toonde namelijk een verschil aan tussen het gedrag van mensen die alleen naar het object keken en bezoekers die ook het tekstbordje lazen. Bezoekers die het tekstbordje lazen besteedden minder tijd aan het kijken naar het object zelf. Echter, de tijd die ze doorbrachten met kunstwerk en tekstbordje samen was langer dan de tijd die de niet lezers voor het schilderij doorbrachten. Deze dualiteit van langer met het geheel, maar korter met het object ben ik ook tegengekomen bij mijn onderzoek naar digitale media in het museum. Wat uit ons onderzoek ook bleek was dat bezoekers die veel museumervaring hadden of al veel wisten over het onderwerp van de tetoonstelling zelf al kijkend veel informatie en voldoending uit een object konden halen. Mensen met minder kennis en ervaring leken de begeleidende teksten meer te waarderen. Zij vonden tekstuele informatie vaker een positieve aanvulling. Dit impliceert dat onder andere kennis en ervaring een impact op het gedrag van bezoekers hebben. Het valt te verwachten dat ook onder andere de sociale context en de reden van het bezoek een soortgelijke invloed hebben. Bezoekers uitsluitend observeren en ze niet vragen naar kennis, ervaring, sociale context, verwachtingen en hun beleving levert dan ook beperkte data op waar weinig conclusies aan verbonden kunnen worden.

 

Selfies in het kunstmuseum

En dan nu de selfies, want daar werd mijn aandacht in eerste instatie door getrokken. De onderzoekers vergeleken twee onderzoeken uit 2001 en 2015 en concludeerden dat het grootste verschil tussen beide studies het gebruik van selfies was. In 2001 maakte niemand nog een foto van zichzelf met een kunstwerk. In 2015 hebben veel mensen een smartphone en ongeveer 35% van de geobserveerde bezoekers maakten een selfie. Hier is het wel belangrijk om te weten dat de kunstwerken waarbij de observaties werden gemaakt vrijwel allemaal zeer bekende werken waren, waardoor ze waarschijnlijk extra geschikt waren voor een selfie. Het zou ook interessant zijn om te weten of het museum het maken van selfies en het gebruik van social media aanmoedigde en of er gratis wifi aanwezig was. Dit kan immers grote invloed hebben op het ‘selfie gedrag’ van bezoekers. Tijdens eerder onderzoek hadden de onderzoekers het gedrag van bezoekers in drie categorieën in kunnen delen: ‘proeven’ (< 30 sec.), ‘consumeren’ (rond 30 sec.) en ‘genieten’ ( minuut of meer). Voor het maken van selfies kozen ze een nieuwe categorie: ‘schrokken’. Het zou interessant zijn om te onderzoeken of bezoekers tussen deze verschillende categorieën wisselen, of tijdens het hele bezoek zich hetzelfde gedragen. Ook zou ik wel willen weten hoe deze mensen op hun eigen bezoek terugkijken en reflecteren. Wat heeft het hen opgeleverd en was dat wat ze ervan verwachtten?

 

De grootste les die ik uit dit onderzoek heb getrokken is dat het erg verleidelijk kan zijn om op zoek te gaan naar meetbare resultaten. Veel publieksonderzoek geeft de voorkeur aan harde data, cijfers. Hoeveel mensen door de deur? Hoeveel bezoekers met een museumkaart? Hoe lang blijven mensen op onze website? Meten is weten. Maar weten is nog niet begrijpen. Als we de informatie die we over onze bezoekers verzamelen willen gebruiken om ons aanbod te verbeteren, dan zullen we ook voorbij de harde cijfers moeten kijken.

Het originele onderzoek, uitgevoerd door Lisa F. Smith, Jeffrey K. Smith (University of Otago) en Pablo P.L. Tinio (Montclair State University) kan hier worden geraadpleegd. Helaas moet er voor dit artikel betaald worden.