Wat het museum van de sportschool kan leren
De sportschool is niet mijn natuurlijke habitat. Ik kom er nooit, maar toch heb ik er een duidelijke mening over, namelijk: Niks voor mij. Grote spierbundels en fitgirls die aan Joost weet wat voor apparaten hangen om een obscure spiergroep te trainen. Of heel hard fietsen op nog hardere muziek en zonder dat de wind door je haren waait.
Nee bedankt.
En toen bezocht ik Vondel Gym in Amsterdam. Niet om te sporten, dat was nog een stap te ver, maar om het glas te heffen op de lancering van het tijdschrift Gym, waarvoor mijn man het grafisch ontwerp maakte. Ik keek om mij heen, nam een slokje van mijn kokoswater en besefte: musea kunnen heel veel leren van Vondel Gym.
Hoe dan?
Vaak worden mensen die niet naar het museum gaan moeilijk genoemd: een ‘moeilijke doelgroep’. Dat is een beetje gek. Je zou ze ook ‘mensen voor wie we nog niet relevant zijn’ kunnen noemen, dan leg je het probleem net wat meer bij jezelf. De mensen die niet naar de sportschool of naar het museum gaan zullen dat namelijk zelf zelden als een probleem ervaren. Maar zowel Arie Boomsma (de baas van Vondel Gym) als Taco Dibbits (de baas van het Rijksmuseum) is ervan overtuigd dat iedereen baat kan hebben bij een bezoek aan zijn organisatie. Sportscholen en musea zijn even eng en moeilijk toegankelijk voor mensen die er niet bekend mee zijn. Mensen die nog nooit een museum hebben bezocht komen dezelfde barrières tegen als mensen die voor het eerst naar de sportschool gaan.
Toen ik bij Vondel Gym was, zag ik dat Arie Boomsma en zijn team een paar hele slimme dingen deden om hun sportschool toegankelijker te maken. En daar kunnen musea wat van leren. Wanneer je nieuwe doelgroepen voor je museum (of je collecties, je educatieve aanbod, of tentoonstellingen) wilt interesseren, is het altijd een goed idee om te bedenken welke drempels mensen misschien kunnen ervaren. Vaak is het best lastig om die drempels in kaart te brengen, omdat je er zelf geen last van hebt. Tip: ga naar de sportschool (of een andere plek waar je je niet gemakkelijk voelt omdat je er nog nooit bent geweest) en probeer in kaart te brengen welke barrières je daar ervaart. De kans is groot dat ‘first timers’ bij jouw organisatie voor soortgelijke uitdagingen komen te staan.
Om je op weg te helpen deel ik hier mijn sportschooldrempels en de oplossingen die ik bij Vondel Gym zag.
1. Het is niets voor mij
Wanneer we dit zeggen, bedoelen we vaak eigenlijk dat we niet lijken op de mensen die wel naar het museum (of de sportschool) gaan. Ik dacht dat mensen die naar de sportschool gaan allemaal een sixpack hebben, van elke spiergroep weten hoe ze hem moeten trainen en een lichte obsessie hebben met proteïnen en tarwegras shotjes. Ik weet niks over mijn spieren, hou heel erg van koolhydraten en weiger iets smerigs te drinken, enkel omdat het gezond voor me zou zijn. Conclusie: de sportschool is niets voor mij, want ik ben heel anders dan die sportschoolmensen.
Mensen die nooit naar een museum gaan, denken vaak dat alle musea alleen maar over kunst gaan. In die zin is het #kunstmeisje het museale equivalent van de #fitgirl. Hartstikke leuk, die aandacht op Instagram, maar het geeft natuurlijk wel een beetje een eenzijdig beeld. Mensen kunnen trouwens ook denken dat musea er alleen zijn voor hoge opgeleide pensionado’s (hoe zouden ze daar toch op komen?). Veel potentiële bezoekers zullen dus denken: dat is niet voor mij, want ik ben geen kunstmeisje of iemand met de pensioengerechtigde leeftijd die Ovidius kan citeren.
Toon je relevantie en laat jezelf zien
Hoe kun je nou zorgen dat meer mensen weten dat je er ook voor hen bent?
Je kunt evenementen houden die wel relevant voor ze zijn. Vondel Gym kreeg mij binnen via een feestje voor een tijdschrift. Sommige musea proberen dit wel, programmeren voor een nieuwe doelgroep, maar een veelgehoorde klacht is dan dat mensen niet terugkomen voor het reguliere programma. Dat is natuurlijk een risico. Een advies dat ik vaak tegenkom is dat je moet zorgen dat je niet maar één evenement organiseert, maar dat je blijvend relevant moet zijn. Dat is helemaal waar, maar het is ook nogal vaag advies. Want hoe doe je dat?
Dat doe je bijvoorbeeld door het speciale evenement niet in een aparte ruimte te houden, of het te organiseren op het moment dat museum dicht is. Dan ontneem je mensen namelijk de kans om je organisatie te ervaren zoals het echt is.
Tijdens het tijdschriftfeestje was Vondel Gym vol in bedrijf. Er werd gebokst, er was een les bezig, en ik zag een vrouw die er heel normaal uitzag een indrukwekkende hoeveelheid gewicht boven haar hoofd tillen en daar heel trots op zijn. En er waren heel veel kinderen aan het speel-sporten, want het was woensdagmiddag. Kinderen hebben maling aan contextuele conventies en zijn daarmee een perfecte handlanger voor iedereen die zijn organisatie minder intimiderend wil maken.
Toon diversiteit online
Niet iedereen kan natuurlijk direct worden verleid tot een bezoek. Het is dan ook heel belangrijk om na te denken over het beeld dat je van jezelf de wereld in stuurt. Om de vergelijking tussen het Rijksmuseum en Vondel Gym nog eens te maken, op de website van het Rijksmuseum zie ik kunst. Heel veel kunst. Nu kun je denken: Ja maar het is toch ook een kunstmuseum? Het gaat toch over kunst? Natuurlijk.
Maar als ik denk dat kunst niet voor mij is en ik zie een website vol kunst, dan bevestigt dit voor mij dat het museum voor mij niet relevant is.
Op de website van Vondel Gym zie ik heel veel verschillende mensen (waarvan er een paar best wel zo uitzien als ik) en artikelen over kleding, het vrouwenlijf als het net bevallen is, en pannenkoeken. In plaats van alleen maar ‘sport’ te zenden, zendt de website over recepten, mode, en postpartum-onzekerheden. Al deze artikelen hebben een duidelijke link met het onderwerp sportschool, maar ze gaan niet alleen maar over sport. De kans dat ik me tot één van die onderwerpen aangetrokken voel (pannenkoeken!) is veel groter dan wanneer ik alleen maar informatie over sport zou zien. Denk dus niet alleen na over de verhalen die jij wilt vertellen over je collectie. Maar bedenk welke onderwerpen misschien voor een groter publiek relevant kunnen zijn.
2. Ik durf niet zomaar naar binnen
Stel, je bent nieuwsgierig naar de sportschool, maar je bent er nog nooit geweest. Dan moet je best veel moed verzamelen om er voor het eerst naar binnen te stappen. Je hebt immers geen idee wat je te wachten staat. Bij Vondel Gym moesten we zelfs een trap af en langs een baliemevrouw waarvan ik niet precies wist waar ze bij hoorde, maar dus niet bij de gym waar wij naartoe wilden. Bij musea moet je vaak een trap op en is de beveiliger de eerste die je tegenkomt, net zo spannend.
Wacht niet tot mensen naar jou toe komen
Wat is hiervoor de oplossing? De heren en dames van Vondel Gym gaan naar buiten én ze gooien kinderen in de mix (want kinderen maken alles minder eng, zie punt 1). In verschillende parken in Amsterdam organiseert de sportschool het speelkwartier bootcamp voor ouders en kinderen. Sporten met je kind in het park om de hoek is veel minder eng dan in je eentje naar de sportschool gaan. De jongste leeftijdscategorie is 0 t/m 2 jaar, dus echt alle ouders kunnen meedoen. Ik heb begrepen dat in deze groep het vasthouden en dragen van je kind onderdeel is van de oefening. Tijdens je workout heb je dus contact met je kind, in plaats dat je een oppas moet regelen. En terwijl je kind groeit, word jij steeds sterker. Voor de oudere leeftijdscategorieën t/m 11 jaar sporten ouder en kind samen.
Kinderen vanaf 12 jaar zijn Rookies en mogen een eigen abonnement om te sporten in het park of de sportschool. Ik vind het mooi en spannend dat kinderen al vrij jong ook zelfstandig mee kunnen doen met een les of activiteit. De ontwikkeling van een eigen identiteit is belangrijk in de leeftijdscategorie 12 t/m 18 en ik kan me voorstellen dat het juist voor deze groep heel erg uitmaakt of ze samen met ouders of school ergens heengaan, of als individu een band hebben met een organisatie.
Denk na over je interieur
Binnen ziet Vondel Gym Oost er helemaal niet uit als de meeste sportscholen. Het is er gezellig en er is aandacht besteed aan de aankleding. Die is speels en maakt gebruik van gerecyclede gymlokaal-onderdelen. Ik had geen idee wat al die machines deden, maar de houten vloer met gekleurde strepen zorgde voor herkenning.
3. Het is te duur
Het Vondel Gym Speelkwartier is gratis toegankelijk voor kinderen en jongeren met een stadspas en die informatie wordt op de website prominent gedeeld. Veel musea accepteren natuurlijk de museumkaart en de lokale stadspas, maar zorg je er ook voor dat dit algemeen bekend is? Laat je mensen alleen ergens onderin de lijst met tarieven weten dat je deze kaarten accepteert? Of vertel je mensen met een stadspas dat ze van harte welkom zijn en dat je het leuk vindt als ze komen? Ook dit heeft weer te maken met het imago dat je uitstraalt. Herkennen mensen zich in je reclame-uitingen en website? Persoonlijk vind ik dat de museumkaart ook voor een veel breder publiek relevant zou moeten zijn. In veel organisaties is ‘museumkaarthouder’ museum speak voor ‘hoger opgeleid & 65+’. Dat zegt iets over het imago van de kaart binnen musea, maar wellicht ook binnen de samenleving.
Musea kunnen dus veel leren van de sportschool, maar we kunnen ongetwijfeld ook veel leren van elkaar. Welke drempels heeft jouw organisatie geïdentificeerd en weggenomen? Ik lees het graag in de comments.
En dan nog dit: De volgende keer dat je besluit dat een doelgroep te ‘moeilijk’ is, bedenk dan dat mensen na hun eerste museumbezoek niet tussen allemaal vreemden hoeven te douchen. Vergeleken met sportscholen hebben we het dus makkelijk! Stap uit je comfort zone, breng de drempels in kaart en maak je organisatie toegankelijk. Het resultaat geeft minstens net zo veel voldoening als iets heel zwaars boven je hoofd tillen. Museumwerk is topsport.
Vondel Gym heeft geen invloed gehad op dit artikel, maar ze hebben wel mooie foto’s geleverd, waarvoor dank. De feature image is gemaakt door Annemarie Dekker.